Een van de eerste studies over gedeelde besluitvorming dateert uit 1984 (Strull). In die tijd bleken clinici de behoefte aan informatie en de wens om mee te denken over de behandelopties bij hun patiënten te onderschatten, maar hun behoefte om een besluit te nemen te overschatten. Tegenwoordig krijgt patiëntparticipatie veel meer aandacht.
Het huidige maatschappelijke belang van gedeelde besluitvorming blijkt uit diverse beleidsdocumenten en rapporten, met name om haar (verwachte) bijdrage aan de reductie van ongewenste praktijkvariatie, het verbeteren van de interactie tussen zorgverleners en patiënten en het vergroten van de therapietrouw van de patiënt:
- Rapport ‘Kwaliteit als medicijn: aanpak voor beter zorg en lagere kosten’ (Visser; Booz&co)
- Visiedocument ‘de Medisch Specialist 2015’ (Orde van Medisch Specialisten)
- Adviesrapport ‘De participerende patiënt’ (Raad voor Volksgezondheid en Zorg)
Ook de Kwaliteitskoepel Medisch Specialisten bepleit het principe van ‘Samen beslissen‘ en het maken van ‘Verstandige keuzes‘.
Deelkunde
Medische (be)handelingen kunnen leiden tot directe – en soms ook blijvende – schade voor de patiënt. Dit maakt het des te belangrijker om een patiënt goed te informeren, niet alleen over de bedoelde effecten maar ook over de onbedoelde risico’s van een behandeling. Dit speelt vooral een rol als er meer dan één gelijkwaardige behandeloptie is, bijvoorbeeld voor patiënten met borstkanker, prostaatkanker, een rughernia, of een middelgroot aneurysma.
In die situatie zou de zorgverlener de patiënt moeten uitnodigen om mee te denken en zelfs mee te beslissen over de voor hem of haar beste behandeloptie; gedeelde besluitvorming (“shared decision making“). Zorgverleners en patiënten hebben namelijk niet altijd dezelfde voorkeur voor een bepaalde behandeling (Sepucha).
Wanneer gedeelde besluitvorming inderdaad plaatsvindt, is de patiënt tevredener met de uiteindelijke behandelkeuze en meer therapietrouw (Stacey). Patiënten voor wie een keuze bestaat tussen een meer of minder zware (of niet-) operatieve behandeling, blijken vaker voor de minder belastende behandeling te kiezen (Knops).
Salzburg verklaring
Tot nu toe hebben vier universitair medische centra (LUMC, Amsterdam UMCs [AMC en VUmc], UMCU, EMC), het Elisabeth-TweeSteden ziekenhuis, het Gelre ziekenhuis en het Flevoziekenhuis de ‘Salzburgverklaring‘ voor gedeelde besluitvorming ondertekend (Salzburg). Door dit statement te ondertekenen doen deze klinieken een oproep aan patiënten en zorgverleners, maar ook aan journalisten en editors van medische tijdschriften, om samen te werken als producenten van gezondheid.
U kunt deze verklaring ook ondertekenen via de website Salzburgverklaring.nl.
Artsen overschatten de mate waarin ze gedeelde besluitvorming toepassen (Stiggelbout). Zij denken dat ze dit doen als zij de patiënt om toestemming vragen om een behandeling te gaan doen, zoals de WGBO dit voorschrijft. Gedeelde besluitvorming is echter iets wezenlijk anders dan informed consent, waarbij de patiënt toestemming geeft voor de behandeling die de arts voorstelt (Legemate). Hierbij is de patiënt niet automatisch betrokken in de besluitvorming. Het initiatief ligt (in eerste instantie) bij de arts om de patiënt te betrekken bij de besluitvorming voordat een keuze wordt gemaakt waarmee de patiënt kan instemmen.
Patiëntenparticipatie in het AMC
In het AMC is recent het ‘Statement Patiëntenparticipatie‘ bekrachtigd door de Raad van Bestuur. Dit statement beoogt patiënten meer invloed te laten hebben op hun zorgproces. Dit kunnen zij bijvoorbeeld door mee te beslissen over hun behandeling, door een aandeel te krijgen in het uitvoeren van de zorg en door een duidelijke stem te hebben in het evalueren van die zorg. Patiëntenparticipatie vindt het AMC wenselijk omdat het zijn patiënten serieus wil nemen en patiëntgerichte zorg wil bieden.
Zorgverleners nog terughoudend
Een veel gehoord bezwaar van gedeelde besluitvorming is dat het meer tijd zou kosten dan de ‘paternalistische’ of ‘autoritaire’ communicatie tussen zorgverlener en patiënt. Dit wordt niet ondersteund door onderzoek, alhoewel een eerste gesprek meer tijd in beslag kan nemen. Maar deze tijd wordt waarschijnlijk later teruggewonnen (van Veenendaal).
Dat gedeelde besluitvorming meer tijd kost kan te maken hebben met de onbekendheid bij zorgverleners met gedeelde besluitvorming en een gebrek aan vaardigheden om het toe te passen. Een andere vaak genoemde faalfactor is het gebrek aan toepasbaarheid van gedeelde besluitvorming vanwege bepaalde patiëntkenmerken en/of de klinische situatie.
Bij elke patiënt kan echter gepolst worden of deze mee wil denken of beslissen. Bovendien kan de patiënt dit pas als deze voldoende is ingelicht. In elk geval is duidelijk dat veel patiënten in meer of mindere mate willen meebeslissen (Levinson, van Tol-Geerdink).