Deelkunde

Bloedstolling

Trombosebenen en antistolling

Een man van 65 jaar wordt door de huisarts doorgestuurdtrombosebeen naar het vaatcentrum van het AMC met de verdenking op een trombosebeen. Hij heeft sinds een dag klachten van een dik, rood linkerbeen. De klachten zijn vrij plotseling ontstaan en gaan niet over. De echo van het been laat een diep veneuze trombose zien.

De patiënt is bekend met een hoge bloeddruk waarvoor hij medicatie gebruikt en een licht verminderde nierfunctie bij zijn hoge bloeddruk. Verder is hij in goede conditie en rookt niet. Hij heeft geen van de bekende risicofactoren voor het ontstaan van een diep veneuze trombose, zoals maligniteit, immobilisatie, of vliegreis.

Hij weet van zijn buurvrouw dat zij bloedverdunners gebruikt. Daarom vraagt hij ons of hij nu ook door de trombosedienst zal moeten worden geprikt.

De stollingsarts (vasculair internist) geeft uitleg over het trombosebeen en de verschillende behandelopties hiervoor. De patiënt wordt uitgenodigd om hierover mee te beslissen.

Eén van de opties is de behandeling met vitamine K antagonisten. prikkenDe arts vertelt dat deze middelen al meer dan 50 jaar op de markt zijn en er dus veel ervaring mee is. Nadelen zijn de frequente (wekelijkse) laboratoriumcontroles en dosisaanpassingen door de trombosedienst.

Als alternatief zijn sinds enkele jaren ook nieuwe antistollingsmiddelen op de markt die geen frequente laboratoriumcontroles vereisen; de zogenoemde nieuwe orale anticoagulantia (NOACs). Dit maakt een behandeling met laagmoleculaire heparine overbodig.

Voor de indicatie diep veneuze trombose is op dit moment alleen nog rivaroxaban geregistreerd. Dit middel wordt echter (nog) niet vergoed door de verzekering, maar er bestaat een terugbetalingsregeling waarmee de patiënt het volledige bedrag teruggestort kan krijgen. NOACs mogen niet worden voorgeschreven bij ernstige nierfunctiestoornissen en kunnen interacties geven met bepaalde geneesmiddelen, zoals antischimmelmiddelen of Hiv-remmers.

Onze patiënt geeft aan een voorkeur te hebben voor een NOAC, omdat hij liever niet wekelijks wil worden geprikt. Aangezien patiënt geen contra-indicaties voor gebruik van een NOAC  heeft, besluiten we gezamenlijk om met rivaroxaban te gaan beginnen. Zoals bij elke start van een nieuw geneesmiddel, geeft de arts uitleg over de werking en bijwerkingen van dit middel. De belangrijkste is het risico op bloedingen. Elke patiënt moet hier alert op zijn.

De patiënt start dezelfde dag met rivaroxaban. Hij heeft geen last van bijwerkingen en is blij dat hij niet extra geprikt hoeft te worden.

Zes maanden later kan de therapie worden gestopt zonder dat er een recidief of bloeding is opgetreden.


Plaats een reactie